Lijnen en montagemateriaal

Gebruik voor witvissen een dunne nylon lijn tussen 0,10 en 0,18 mm dik. Dunne lijnen zorgen voor minder weerstand in het water en een natuurlijker aasaanbod. Voor feeder- of matchvissen kun je eventueel een gevlochten lijn gebruiken met een nylon voorslag voor extra gevoeligheid en controle bij het aanslaan.

De hoofdlijn is de lijn die op je molen of hengel zit, terwijl de onderlijn het deel is tussen je haak en de hoofdlijn. Onderlijnen zijn dunner en vaak voorzien van een haak. Ze zorgen voor een natuurlijkere aasaanbieding en voorkomen dat vis je hoofdlijn ziet of voelt. Je kunt ze kant-en-klaar kopen of zelf knopen.

Een witvismontage bestaat uit een hoofdlijn, dobber, loodjes en onderlijn met haak. Plaats de dobber op de gewenste diepte en balanceer deze met kleine loodhagels zodat alleen het topje zichtbaar blijft. De onderlijn moet soepel bewegen om het aas natuurlijk te laten drijven. Gebruik eventueel een wartel om te voorkomen dat de lijn tordeert.

Kleine witvissen zoals voorn en bliek vang je met haakmaat 18 tot 22. Voor grotere brasems of zeelten gebruik je haakmaat 12 tot 16. Pas de haak aan het aas aan: kleine haken voor maden of casters, grotere voor mais of wormen. Een scherpe, dunne haak zorgt voor minder weerstand en een betere inhaking.

Kant-en-klare onderlijnen besparen tijd aan de waterkant. Ze zijn al op lengte, voorzien van de juiste haak en vaak verpakt op handige kaartjes. Dit voorkomt foutieve knopen en zorgt dat je snel kunt wisselen bij lijnbreuk. Vooral voor beginners zijn ze ideaal om snel en efficiënt te starten met vissen.

De dikte van je lijn bepaalt de zichtbaarheid en sterkte. Hoe dunner de lijn, hoe natuurlijker het aas beweegt, maar ook hoe kwetsbaarder hij is. Bij stilstaand water kun je dunner vissen dan in stromend water. Stem de dikte af op de vissoort, het aas en de omstandigheden ter plaatse voor optimale prestaties.

Gebruik een slanke dobber voor stilstaand water en kleine vis, omdat die gevoeliger is bij beet. In stromend water is een robuustere dobber met dikkere antenne beter zichtbaar en stabieler. Let ook op het drijfvermogen: hoe zwaarder je lood, hoe groter de draagkracht van de dobber moet zijn.

Voorkom klitten door je lijn goed uit te rollen voor gebruik en niet te veel kracht te gebruiken bij het ingooien. Gebruik wartels tussen hoofdlijn en onderlijn om torderen te voorkomen. Houd de lijn schoon en droog, en vervang deze regelmatig — vooral als er knikken of slijtage zichtbaar zijn.

Loodjes worden gebruikt om je dobber in balans te brengen en het aas op de juiste diepte te houden. Kleine loodhagels verdeel je over de lijn zodat de beetregistratie natuurlijk blijft. Bij feeder- of bodemvissen gebruik je in plaats daarvan een voerkorf of werpgewicht om het aas op de plek te houden.

Vervang je lijn minstens één keer per seizoen, of vaker als je veel vist. Zonlicht, vuil en spanning maken nylonlijnen broos. Controleer na elke vissessie op beschadigingen of knikken. Een frisse lijn voorkomt lijnbreuk en zorgt dat je montage soepel en betrouwbaar blijft werken.